'Een eetstoornis geeft niet zomaar op als je bent aangekomen en weer goed eet...'
Veel mensen hebben de illusie dat het genezen van een eetstoornis slechts ligt in het weer gaan eten en eventueel aankomen. En ja, dit zijn twee dingen die absoluut noodzakelijk zijn in herstel, maar het woordje slechts kan je weglaten. Voor iemand met een eetstoornis (ik zal nu anorexia als voorbeeld nemen omdat ik daar zelf ervaring mee heb) is eten niet meer gewoon eten. Eten wordt eng, eten wordt de vijand. De eetstoornis zorgt ervoor dat je doodsangsten uitstaat rondom eten. Die angst is vaak moeilijk te begrijpen voor mensen. Daarom wil ik het proberen uit te leggen.
Toen ik met flink ondergewicht in de kliniek woonde, was het eerste doel van de therapeuten duidelijk: ik moest gaan aankomen. Ik kreeg een eetlijst en het was de bedoeling dat ik een hoeveelheid zou eten waarmee mijn gewicht zou toenemen.
Voor iemand met anorexia is aankomen het ergste wat je kan overkomen. Dat komt omdat het zelfbeeld bij iemand met anorexia flink verstoord is. Ik vond mezelf al veel te dik, terwijl ik ernstig ondergewicht had. Als ik in de spiegel keek, zag ik een meisje met obesitas staan. Dat dit kwam doordat ik zo ondervoed was dat er een deel van mijn hersenen niet meer werkte, kon ik toen niet geloven. Ik zag het, dus het was zo. Je kan je vast wel voorstellen dat als je jezelf ziet als iemand met obesitas, aankomen het einde van de wereld lijkt. De anorexia in mijn hoofd riep dat ik een vies dik varken was, dat mijn gewicht veel te hoog was. Afvallen was voor de ziekte de enige optie. Omdat ik zo ver heen was viel ik helemaal samen met de ziekte. De ziekte had me overgenomen. Waar de behandelaren alles probeerden om mij aan het eten en aankomen te krijgen, deed ik het tegenovergestelde.
Zodra ik een bord eten voor mijn neus had, ontstond er bij mij paniek. Op mijn dieptepunt was ik doodsbang voor het eten zelf. Als ik een boterham zag liggen, een glas melk of een koekje, begon ik te trillen. In mijn hoofd begon alles te schreeuwen en vaak resulteerde dit in uren huilend boven mijn bord hangen. Ik kon het gewoon niet. Het eten was een monster, zo leek het. En wat iedereen ook zei, ik was niet te bereiken. Zoals ik al zei, was ik overgenomen. Voor mijn naasten was dit duidelijk te merken. We zaten totaal niet meer op dezelfde golflengte. Gesprekken voeren met mij was zo goed als onmogelijk; het enige waar mijn hoofd mee bezig was was met hoe ik zo snel mogelijk af kon vallen. Elke opmerking die mijn ouders maakten was verkeerd. Ik had het gevoel dat ze allemaal een complot tegen me hadden. Dat iedereen me gewoon wilde vetmesten. Als ik daar nu aan terugdenk, schaam ik me dood. Hoe heb ik dat ooit kunnen denken? Mijn rationaliteit was helemaal verdwenen.
Doordat ik niet meer op dezelfde golflengte zat als mijn ouders, was er veel ruzie thuis. Zij wilden mij laten eten, en dat maakte de eetstoornis in mij boos. Heel boos. Ik werd agressief. Terwijl als je mij kent, je weet dat ik een meisje ben die nooit een vlieg kwaad zou doen. Elke maaltijd was een drama. Ruzies. Schreeuwen aan tafel. Mijn ouders die tevergeefs alles uit de kast haalden om me aan het eten te krijgen. Het was alsof hun woorden niet binnenkwamen. Alsof ze me niet konden bereiken. Het enige wat ik hoorde was het geschreeuw van de anorexia. Het enige wat ik zag, was mijn dikke lijf (het lijf dat in werkelijkheid 20 kg te licht was) en het monster op mijn bord. Als ik het hier met mijn ouders over heb, zeggen ze vaak dat dit voor hun een van de pijnlijkste dingen was. Hun dochter was er niet meer. Ze praatten met me, maar herkenden mij niet. Ik was een veranderd in een soort monster. Soms denk ik dat ik in die periode geen anorexia had, maar anorexia was.
Het is dus zo dat als je ernstig ondervoed bent je door een tekort aan voedingsstoffen niet meer rationeel kan denken. Dit droeg enorm bij aan mijn eetstoornis gedachten. Hoe dunner ik werd, hoe dikker ik mezelf vond en hoe angstiger ik werd. Die angst werd steeds groter. Op mijn dieptepunt, gilde ik bij het zien van een hapje brood. Gilde ik bij het idee dat het naar binnen moest. En als ik ook maar een paar happen had gegeten, was ik totaal van streek. Van de wereld. Huilen, schreeuwen, agressiviteit. Soms vonden mijn ouders me dan onder de tafel van angst. Angst voor de appel in mijn buik. Mijn ouders wisten niet meer wat ze met mij moesten.
Toen de angst te groot was geworden, werd ik gedwongen gevoed door middel van een maagsonde. Ik kon het niet meer zelf. Ik was te bang. Ik kon het niet meer verdragen om iets in mijn maag te hebben. Ik herinner me nog dat ik dan aan tafel zat in de kliniek, starend naar mijn bord, en dat ik het gewoon niet kón. Het was niet dat ik het niet wilde. Ik kon het gewoon echt niet. Dat is iets wat ik me nu niet meer voor kan stellen.
En toen? Ik kwam aan door de sondevoeding, waardoor ik steeds iets rationeler werd en met heel veel moeite uiteindelijk weer kon eten. Dus ik at, en ik was aangekomen. Klaar, denken de meesten. Nou, niet dus. De eetstoornis was ontzettend kwaad. Elke hap die ik naar binnen bracht (dat kon ik nu weer) was een hel. Ik faalde. Elke hap was nog steeds een gevecht. Dus nee. Aankomen en eten is niet iets wat je ‘gewoon even moet doen,’ en is ook niet de uiteindelijke oplossing. Eten is slechts het symptoom van de ziekte.
En nu? Nu ben ik vier jaar verder. Nog niet op een gezond gewicht, maar mijn lichaam is veel gezonder dan het was. Ik eet. Mensen zien eigenlijk niks meer aan mij. Mijn anorexia is onzichtbaar geworden. Maar nog steeds, vier jaar later, kost elke hap moeite. Nog steeds hoor ik bij elke maaltijd dat ik faal, dat ik verkeerd bezig ben. Dat ik zal aankomen, en dat ik moet afvallen. En dat elke dag opnieuw. Niet alleen tijdens de maaltijden is de anorexia aanwezig, was het maar zo’n feest. Elk moment van de dag ben ik met de ziekte in strijd.
Gelukkig raak ik niet meer in paniek van een stukje brood of een appel. Gelukkig kan ik weer rationeel denken. Maar het stuk eetstoornis in mijn hoofd is nog steeds heel erg groot. Dus moet ik elke dag proberen dat rationele stukje naar boven te halen. Nee, ik ben niet dik, want ik heb ondergewicht. Nee, ik ga niet aankomen van een pizza. Ik moet het tegen mezelf blijven zeggen. Maar de anorexia stem schreeuwt zoveel harder, en is zoveel sterker.
Ik denk dat het herstel van een eetstoornis een ontzettend lange weg is. Het eten en aankomen is de eerste prioriteit, maar hierna volgt nog een lange strijd. Het terugvinden van jezelf. Het vinden van de redenen waarom je (niet) eten als een controlemiddel nodig hebt. Herstel is iets wat je elke dag opnieuw moet kiezen. Elke dag moet je opnieuw kiezen om te eten, om te vechten voor je toekomst. Terwijl eten zo ongelooflijk eng is. Een eetstoornis geeft niet zomaar op als je bent aangekomen of weer goed eet. Was het maar waar. Het innerlijke gevecht is waar het om draait; niet wat je aan de buitenkant kan zien. Ik worstel vaak met het onbegrip van de buitenwereld – ‘Je eet toch weer? Je bent toch niet dun?’ Daarom wilde ik deze boodschap met jullie delen. Het is geen kwestie van gewoon weer gaan eten. Weer gaan eten is het begin van een lange weg, die je moet afleggen met enorm veel doorzettingsvermogen. Maar ik weet dat als ik aan het einde van deze weg ben, de reis het waard geweest zal zijn.